Mijn vijver is ongeveer 8 meter lang en niet al te breed waardoor de kinderen er -- jij durft dat toch niet -- spel van maken wie er over springt. Gelukkig, mijn vijvertje is maar ongeveer 40 cm diep.

Een kleine lavakoffer met pomp zorgt ervoor dat het water gefilterd wordt. Ik heb egelskop, waterlelie, pijlkruid en waterranonkel en daar tussendoor ook waterpest en glanzend fonteinkruid. Het biologisch evenwicht zit goed waardoor ik nagenoeg geen draadwieren heb en geniet van helder water. Ik zie de grondels scharten op de bodem.

Af en toe komt de Amerikaanse meerval piepen vanonder de waterlelie. De ghost koi's komen bedelen om eten en plukken het voedsel uit mijn hand. De Hi-asagi koi is een slokop. Hij is de grootste maar ook de tamste. Hij vlijt zich langs mijn hand in het water, net of hij vraagt om hem even te strelen.

De goudwindes flitsen voorbij en de voorns blijven in groep achter elkaar rondzwemmen. Hun jongen schuilen tussen de plantjes en stenen. Enkel de paling die op winterverblijf kwam, zien we niet meer. Het stekelbaarsje heeft zijn nest gemaakt en waakt.

De schrijvertjes schrijven hun verhaal op het water, libellen dansen hun kleuren in de zon. De geel gerande watertor duikt en komt boven en de spinnen spannen hun netten tussen het smalle blad van de egelskoppen.

Merels, vinken en meesjes komen zich wassen in het ondiepe stuk. Kikkers verschuilen zich onder de stenen en kwaken tegen de ondergaande zon , watersalamanders flitsen zoekend naar eten.

Om de zoveel jaar, als de winter streng is, komt er ‘s morgens vroeg een reiger.

Doodstil wacht hij aan de rand. De buit is mager. Soms is onze kat present en verjaagt ze hem. Soms ben ik present en kijk vol bewondering toe.

Ik haal volgende keer wel een paar klein Sarasa's of Shubunkin.

Tot volgende winter.