Wie kent dit niet ?

Je loopt de trap op en voor je het beseft doe je allerlei capriolen om je evenwicht te bewaren. Je gebruikt de trap opnieuw en tot je verbazing struikel je weer. En niet alleen jij maar nagenoeg iedereen struikelt.

Een struikeltrap dus.


Nooit afgevraagd hoe dit komt?

Een van de treden staat waarschijnlijk iets hoger of lager dan de rest. Meet maar even na.

Ons lichaam heeft de eigenschap om repeterende bewegingen te onthouden. Onze voeten en benen onthouden na enkele treden hoe hoog deze zijn en daarom struikel je met een onverwachte hogere of lagere trede.

Foutje dus in de uitvoering.

Voor alle duidelijkheid, het geen ik schrijf gaat op voor buiten. Binnen is niet zo mijn dada. Voor tuinmensen die zelf de handen uit te mouwen willen steken en wat tips kunnen gebruiken.

In onze tuinen hebben we te maken met hoogteverschillen. Soms zijn deze zo minimaal dat we kunnen werken met flauwe hellingen . Soms is het hoogteverschil zo groot dat we gebruik moeten maken van trappen. Zelfs tuinen waarbij een glooiend landschap past, kan nood hebben aan enkele treden.

Maar hoe begin je daaraan?

Laten we even de onderdelen van een trap benoemen.

trap onderdelen

Je hebt de Aantrede ( A) is het vlak waar je voet op rust. Liefst iets ruwer zo dat bij regenweer je niet uitschuift door de gladheid.

De Optrede (O) dat is de hoogte van je trede .

Stootbord of konkel : vlakke stukken tussen de treden. Soms wel, soms niet aanwezig. Vandaar gesloten of open trap.

De Neus ( N)of Wel(W) , is het stukje dat oversteekt over het stootbord. Dit element is niet absoluut noodzakelijk maar kan wel nuttig zijn om het vlak van de aantrede te vergroten en dus meer steun geven voor je voet die je zet.

Trapboom is de ondersteuning van je trap, waar de treden en stootborden op bevestigd zijn of ingewerkt. Trapbomen kunnen in metselwerk zijn en dan krijgen we een gesloten volle trap of je kunt de treden plaatsen op metaalprofielen of houten balken of pijlers in metselwerk. Waarbij de ruimte onder de trap open blijft.

Trapwangen zijn de zijkanten van je trap die boven de treden uitkomen. Dit is meestal uitgevoerd in metselwerk . De hoogte van deze trapwangen komen meestal overeen met de hoogte van de top van het maaiveld. Echter trapwangen moeten niet altijd aanwezig zijn.

Stijgingshoek of klimlijn is de helling die de trap heeft om van de voet naar de top te geraken.

Trede diepte = aantrede + neus

Trapdiepte is de som van alle aantreden.

Traphoogte is het hoogteverschil tussen top en voet van de trap .

Trapbreedte is de breedte van de trap. Voor buiten is 1.20 wel het minimum om vlot te gebruiken. Smaller mag natuurlijk ook, maar als je kan, vermijd dit .

Looplijn is de lijn waarop de trap het veiligst, het meest gebruikt en het meest comfortabel is. Bij een rechte trap loopt die in het midden van de trapbreedte. Bij trappen met een balustrade loopt deze op cc 50 à 55 cm van de balustrade gemeten.

Bij een verdreven trap, dit zijn trappen met een kwartslag, ligt deze daar waar alle aantreden nagenoeg overal gelijk in diepte zijn.


Hoe bepaal je nu die optrede ( hoogte) en die aantrede( diepte) van je trap?

Gokken ? Nee natuurlijk niet

Beginnen met je traphoogte te delen door het aantal treden? Ja en Nee.

Of neem je de traphoogten en deel je die door een gekozen hoogte van je optrede ? Weerom ja en nee.

Je zal moeten rekening houden met die traphoogte, met het aantal treden en met de hoogte van de optrede.

Om dit wat in goede banen te leiden, eerst het onderscheid maken tussen een luie en een snelle trap.

Een luie trap heeft een lage optrede en een diepe aantrede. Je wandelt op een luie trap. Je neemt deze trap zonder aandacht te geven en je blik is gericht op de omgeving en de tuin. Je voelt de trap aan.

Enigste beperking is het aantal treden dat je achter elkaar kan gebruiken. Door jaren ondervinding ben ik tot de conclusie gekomen dat een 7 tal treden wel het maximum is. Bij meerdere treden krijg je de neiging om toch eens te controleren wanneer je boven bent. Een luie trap kan dus gebruikt worden bij een hoogte verschil tot 1 meter. Is het hoogteverschil meer dan 1 meter dan kan je overwegen om een luie trap te gebruiken met een tussenbordes en dan terug een luie trap. Maar soms ontbreekt de plaats voor de trapdiepte dan en moet je overstappen naar een snelle of steile trap


Zwevende luie trap

Snelle of een steile trap gebruik je als je een groot hoogteverschil wil overbruggen of weinig plaats hebt voor de trapdiepte. Een snelle trap daar zijn de optreden hoog en de aantreden kort. Je loopt op een snelle trap.

Verschil in luie trap of snelle trap weerspiegelt zich ook in het beleven van de tuin.

Hoe wil je je verplaatsen in je tuin? Hoe wil je van a naar b gaan ? Wat gebeurt er in je tuin? En waarom wil je een trap?

Snelle trappen vind je ook in huis, je zit tussen 2 muren en je gaat van gelijkvloers naar boven ( of andersom natuurlijk) er is niets te zien, niets te beleven onderweg. Je ziet een zeer beperkt volume van je woning . Tunnelgevoel waar je snel door gaat.


Snelle gesloten trap in wording

De trapformule

Hiervoor gebruiken we de formule dat twee maal de hoogte van een trede ( optrede of O ) + 1 maal de diepte van de aantrede (A) gelijk moet zijn aan 64 cm.

2*O +A=64 cm


Ik gebruik 64 cm, wij zijn nu eenmaal groter dan onze voorouders.

64 Cm is ook de gemiddelde staplengte voor personen van gemiddelde grootte ( 170cm) .

Luie trappen situeren zich voor de optrede tussen de 12 en de 14 cm , de aantrede wordt dan respectievelijk 40 cm diep of 36 cm

16 cm optrede zit zo wat tussenin, geen echte luie trap meer maar ook geen echt snelle trap. De aantrede is 32 cm .

Steile trappen beginnen vanaf 18 cm optrede tot maximum 22 cm.

Nog een tip voor je tussenbordes, neem voor de diepte hiervan steeds een veelvoud van de aantrede

Succes.